LUSTIGE MELANIE VLOEBERGHS
Dagen
van hevige stormwind en regenvlagen hadden een zeehond de rivier opgedreven tot
aan de brug over de Deel te Hellebeek. Het duurde niet lang voordat de
kijklustige dorpelingen die regen en wind trotseerden van de brug af de zeehond
hadden omgedoopt tot deelhond. Melanie Vloeberghs, die op de dijk in het laag
huis met groengeverfde deuren en ramen woonde, trok iets aan en kwam ook zien.
Het dier keek haar met zijn weemoedige amandelogen aan en diep geraakt liep ze
in huis om een pekelharing uit de verse bokaal. Met de vis bij zijn staart
daalde ze de dijk af om dichter bij het dier te komen. Verborgen onder het
lange gras lagen grote brokken arduin, door een grijpkraan daar met losse hand
uitgestrooid om de dijk te verstevigen. Melanie had er geen erg in, een steen
kantelde, ze slipte en gleed over het lange, natte gras wanhopig spartelend de
rivier in, haar ochtendjas opgeschort tot boven haar heupen en ze droeg geen
onderbroek. Volgens het dogma van de volkswijsheid kwam ze drie keer boven om
naar lucht te happen en verdween dan voorgoed in de golven en draaikolken van
de rivier. De deelhond bleef onverschillig rondzwemmen, deed geen poging haar
te helpen en er stonden toevallig geen dappere curieuze neuzen op de brug om
haar achterna te springen of een hand te reiken. Eenzaam en alleen verliet ze
ons, 72 jaar, veel te jong om zo te sterven. Althans, zo stelden wij ons voor
dat zij aan haar einde gekomen was, niemand had het gezien.
In
café De Ark verkondigde Germain de stoffeerder
dat Melanie verdronk doordat ze vanonder niet dicht meer was, volgelopen, te
zwaar geworden en naar de dieperik gezogen. Germain spotte graag met iemand
anders’ tegenslag en onbehouwen zoals we waren, lachten we om die oneerbiedige,
ja schunnige opmerking, maar niet iedereen van harte. Het ging ons niet af te
lachen met een eeuwig jonge weduwe, die de mannelijke medemens met hartstocht
uit de nood had geholpen, van dieren hield en op een absurde manier aan haar
einde was gekomen. Het was voor niemand een geheim dat Melanie de dwangmatigen
onder ons die aan haar deurtje klopte nooit haar bedstee weigerde als we niet
te zat waren, maar waarom zou een dame die zich overvloedig en liefdadig
gegeven heeft, vanonder minder dicht zijn dan pakweg een kwezel of een kween?
Het lijk van Melanie werd drie dagen later opgevist aan de sluizen te Mechelen.
Voor zover wij er achter konden komen meldde de schouwer geen afwijkingen,
anatomisch was er niets aan de hand. We wisten allemaal dat ze nooit een broek
aantrok, die had haar niet kunnen redden, langs daar was ze niet volgelopen. Ze
hield de pekelharing nog in haar hand geklemd.
Melanie
kreeg een christelijke rouwdienst en ligt begraven tussen de gewone mensen.
Geen oudstrijdersgedoe, ereperk of eeuwige vergunning. Later kwam op de
eenvoudige zerk haar naam in bronzen letters: Melanie Vloeberghs, weduwe van
Gaston Holemans, geboortedatum en sterfdatum. Ze was nergens lid van. Ze had de
mensheid nog veel diensten kunnen bewijzen maar was op een zinloze manier
voortijdig gestorven, na een merkwaardig leven, waar weinigen het fijne van
weten.
Toen
Melanie Vloeberghs nog een plattelandstrien was van achttien jaar, was ze ervan
overtuigd dat geluk kon worden gemeten aan het bezit van een villa en een tuin
met rozen en anemonen, vijver en zwembad, een luxegarderobe en galadiners in
avondkledij in paleizen en chique restaurants. Een tweede onderliggende laag
van geluk was, zich het hof te laten maken door rokkenjagers met stijl, uit de
hogere kringen. De vraag ‘waarom leven wij’ had zij zich nooit gesteld, zomin
als jij en ik. Wie het antwoord weet, kan beter een touw kopen en een stevige
boomtak zoeken.
Was
ze getrouwd geweest met Jozef, de jongeman die bij haar vader in de werkplaats
het vak van timmerman leerde en die later het bedrijf overnam, dan zou ze drie
kinderen hebben gekregen, elke dag hebben geluisterd naar het liefelijke geklop
van een hamer op hout, het heen-en-weer van een jozefzaag of de zang van een
schaafmachine. Van bij het ontbijt zou de geur van noordse den haar
aantrekkelijke neus hebben gestreeld, ze zou, met de kinderen aan haar hand, in
de rulle houtkrullen hebben gestoeid, af en toe de lijmpot hebben aangereikt.
Ze zou niet in de wereld van zakenlui, diplomaten en schuinsmarcheerders hebben
vertoefd en hoogstwaarschijnlijk slechts met één man seksuele betrekkingen
hebben onderhouden. Haar leven zou eentoniger geweest zijn, voor zover kinderen
grootbrengen en een man trouw blijven iets met eentonigheid te maken hebben.
Een
ambachtsman schept dingen met zijn handen, dingen die hij een stuk van zichzelf
meegeeft, dingen die blijven, dat geeft zin aan zijn bestaan, daar leeft hij
voor, maar Melanie voelde zich niet geroepen om blijvende dingen te maken, te
kunnen zeggen: kijk, die dubbele voordeur heb ik mee helpen schuren tot ze zo
zacht was als een handschoen van kalfsleer; of anderzijds daden te stellen die
haar van de vergetelheid konden redden, zoals gedichten schrijven of zich naakt
laten fotograferen terwijl ze stond te pissen. Vader Vloeberghs had zijn
dochter naar de naai- en huishoudschool willen sturen, om nuttige vaardigheden
te verwerven en een hard werkende man bij te staan, maar ze pruilde zo lang tot
ze naar de lagere handelsschool mocht om rudimentair kantoorwerk te studeren.
Vergeefs probeerde vader Vloeberghs alsnog zijn opvolger Jozef bij zijn dochter
aan de man te brengen, maar zoiets lukt niet meer sinds de Verlichting. Het
spijtige was dat zijn twee oudere dochters ook de timmerwerkstee hadden
verzaakt, ze gruwelden van een man die van ‘s ochtends tot ‘s avonds onder het
zaagmeel zat. Veerle was getrouwd met een ambtenaar van redelijk niveau,
Viviane met een veekoopman en vetmester. Ze kwamen goed vooruit, beter dan
Jozef de aankomende timmerman en voorlopig hun zuster Melanie.
Melanie
had een baan van niks gevonden in een groot constructiebedrijf dat opdrachten
uitvoerde in de hele wereld en een Engelse naam in zijn vlag voerde, Industrial
Building International S.A., afgekort IBISA, het klonk Egyptisch maar het was
zo Belgisch als ons vorstenhuis. Wat ze precies deden mocht Melanie worst
wezen, ze had werk en nam de tijd om haar strikken uit te zetten voor een man
met dezelfde onheilige betrachtingen als zij. Ze deed veel kleine taken voor de
jonge medewerker Gaston Holemans, zijn steekkaarten op orde houden, zijn
brieven tikken en in enveloppen steken. Een stuk van haar tijd was ze meisje vrijdag,
koffie zetten en zich met de koffiekar wagen in de holen van diensthoofden en
directeuren die er niet voor terugdeinsden bedekte en niet bedekte toespelingen
te maken op haar lichamelijke charmes, pogingen te ondernemen om haar in hun
armen te nemen, langs achter te omstrengelen, hun hand te leggen op intieme
plaatsen en zelfs hun voorbroek open te laten staan.
Gaston
Holemans zag het aan met haviksogen en nam haar onder zijn vleugels. Hij kon
het niet velen dat een onschuldig en mooi ding zich in het verderf zou laten
flemen, want daar liepen die toestanden altijd op uit. De vrijdagmiddagen waren
het gevaarlijkst. Als ze op het punt stond te bezwijken voor het opdringerig
pramen van de bende om iets mee te gaan drinken, om het weekeinde in te
stuiven, schrok hij er niet voor terug om haar, op het onbeschofte af, in zijn
Russische Fiat te duwen. Dat had hij goed begrepen, naïeve Melanie kende geen gevaar,
zelfs niet als het voor haar oprees in de gedaante van geile diensthoofden, die
hun vrouw bedrogen uit sportieve drang. Gaston bracht haar heel thuis en sloeg
nooit af mee binnen te komen voor een glas limonade of tafelbier. Wisten de
ouders van Melanie veel wat pezewever ze in huis haalden, voor hen was hij
iemand met verstand tussen zijn oren, niet tussen zijn benen, iemand die er
zich bewust van was, wat jonge meisjes overkwam als ze zich durfden
toevertrouwen aan gewetenloze meerderen, die, om toch maar te kunnen scoren,
hen valselijk promotie en opslag beloofden. Met grote inzet waakte hij over de
ongereptheid van Melanie, het maagdenvlies van Melanie had voor hem de waarde
van tenminste het Gulden Vlies.
In
de auto sprak de ernstige Gaston over zijn simpel levensdoel: een plaats aan de
top. Met een goede vrouw die hem in de rug dekte, was dat geen utopie, geen
gedweep. Als kind had hij grijze armoede gekend, door de schuld van zijn vader,
die uit leegloperij weigerde naar hem om te zien. Hij leefde voor wielersport,
voetbal en kaartspel. Met andere putjesscheppers droeg hij de dag uit, zuipen
en smoren tot de dood erop volgde, een echte man. Dagloner was de hoogste graad
die hij had bereikt en daar ging hij nog trots op ook. Zijn weinige centen ging
hij niet verkwisten om zijn zoon aan een diploma te helpen, daar zou veel volk
komen naar zien. Zijn moeder draaide op voor het gezinnetje: in de week
schoonmaakster, op zon- en feestdagen bordenwasser in cafés en feestzalen en ‘s
avonds soms een bijverdienste. Zij was jong gestorven van verdriet; geen geld
en geen universiteit voor Gaston. De jongen had een sobere, trieste jeugd
gekend, zonder uitgaan, zonder plezier met de meisjes, er was geen budget voor.
De dood van zijn moeder maakte hem somber, zijn vader betaalde hij terug met
nog groter onverschilligheid als aan de dag gelegd door Belgische
parlementariërs. Hij was hem uit het oog verloren en als hij niet dood was, dan
leefde hij nog.
Was
het aanhankelijkheid, eerbied voor zijn beheerste kuisheid, nieuwsgierigheid,
voorgevoel dat ze het met Gaston ver ging brengen, die Melanie ja deden zeggen
toen hij om haar hand vroeg, wie zal het zeggen als zij het zelf niet zegt. Het
was volstrekt niet de grote liefde, het sentiment waarvoor romantische zielen
zich van een hoge toren gooien. Nood aan geborgenheid kon het niet zijn, thuis
bij haar ouders was ze goed en Jozef had haar een donjon van geborgenheid
kunnen timmeren. Neen, het was omdat ze gegeerd wilde zijn en ze was volstrekt
geen domme gans. Als Holemans het niet voor mekaar bracht dat ze tussen
seigneurs paradeerde, kon ze hem later nog inruilen voor een beter exemplaar.
Ze traden in het huwelijk en huurden een appartement in Mechelen, daar woonden
ze dicht bij een van de beste spoorverbindingen van het land.
Melanie,
die het orgasme alleen kende van het gebazel van vriendinnen en van het onnozel
gehijg van softpornofilms die in haar jonge tijd niets voorstelden, nog geen
blote kont te zien, stelde zich de eerste huwelijksnacht voor als een hemelbeklimming.
Ze had geen flauw vermoeden van wat ze zich op de hals haalde. In de
bruidsnacht hing Gaston zijn trouwkostuum netjes op aan de kleerhanger in de
kleerkast en had niet eens belangstelling voor zijn naakte godin, die zijn
manchetknopen losknoopte en zijn hand tegen haar van gezondheid glinsterende
toef probeerde te drukken. Hij deed het licht uit en hield zijn onderbroek aan.
Met kloppend hart en een beetje bang voor de pijn van het doorsteken, lag ze te
wachten tot hij in beweging kwam. Maar hij roerde niet of beroerde niets. Zij
ging op hem liggen, trok zijn onderbroek af en slobberde en rukte tot ze leven
voelde tegen haar buik. Anderhalf uur later hing haar maagdenvlies aan een
kapstokje. Hij gaf enkele tekens van genotsbeleving, beloning voor zijn
weerzinwekkende plichtsvervulling.
Nadien
kon zij Gaston niet echt meer in het gareel krijgen. Zichzelf bevredigen
terwijl ze zijn slurfje mocht vasthouden, een schamel rantsoen voor een Melanie
met een ontketende seksbegeerte. Onze ambitieuze Gaston stak zijn energie
liever in studeren, hij had nog veel in te halen. Marketing, verkooptechnieken,
buitenlandse handel, metaalbouw, beursnoteringen, verzekering, dorre vakken
maar toekomstgericht, wat anders dan rollebollen. Een huwelijk dat er was
alleen voor seks, was geen goed huwelijk. Een huwelijk was er voor de
wederzijdse bijdrage tot de verwerving van bezit en aanzien, seks moest worden
uitgespeeld als troefkaart, dat was de theorie van Gaston, door beiden niet
lang daarna in de praktijk omgezet.
Ze
hadden het aanvankelijk niet breed met hun lonen van eerste klerk en van
typiste-koffiemeisje. Maar Holemans had doorzicht. Met de moed der wanhoop en
op krediet kochten zij op het platteland in Hellebeek, het geboortedorp van
Melanie, helemaal aan de andere kant van het dorp, over de Deel, een hectare
waardeloze zandgrond, met daarop een huisje van halfsteense buitenmuren (iets
beter dan betonnen platen), binnenmuren van gipsplaat, ramen en deuren van
waaibomenhout. Maar een hectare grond, in de Voorkempen, aan een aardeweg,
midden berken, dennen, heide, eksters, eekhoorntjes en konijnen, was een
sluimerende belegging waar zelfs superanalisten van zouden kuchen. In korte
jaren, Holemans had midden de roos geschoten, werd het gebied aangestreept als
bouwzone in het gewestelijk plan van ruimtelijke ordening. Bouwpromotoren
zonder respect voor heide, brem, berk of inlandse eik, legden asfaltwegen,
riolen en waterleidingen aan, plantten elektriciteitspalen, ontsloten en
vermoordden de ongerepte natuur.
Reniers,
in die dagen topman bij IBISA, was op zoek naar villagrond voor zijn zoon die
ging trouwen en bouwen. Melanie had het gehoord op haar koffieronde. Ze sprak
erover met haar Gaston die onmiddellijk zijn klasse toonde. Ze kreeg opdracht Reniers
op de koffie te vragen, op een zondag na de middag, om de bouwpercelen in de omgeving
te gaan verkennen. Reniers kwam alleen in zijn grote Amerikaan. Zijn vrouw had
belet gegeven, ze had wat anders te doen dan aan een koffietafel aan te zitten
in de kruipin van armoezaaiers. Dat zei Reniers niet, wat hij wel deed was zijn
oog laten vallen op Melanie. Ze dronken gin met tonic en in goede stemming liep
Melanie met de baas de natuur in, op zoektocht naar een terrein om een stulp op
te trekken. Holemans bleef thuis om koffie te malen, het water te koken en de
taart te snijden.
Melanie
liep voor Reniers, eerst op een zandpad, dan in de dennenwildernis tot ze op
een open plek kwam met pijpenstrootjes, wij zeggen kwajongens, lang stroachtig gras
eigenlijk en goed genoeg voor een liggend koppel. Meneer Reniers vond het maar
een klein perceel, grappig. Melanie ging zitten met opgetrokken knieën en
Reniers ging met geamuseerd lachje tegenover haar staan, de grond was warm,
droog en uitnodigend. Ze had geen kousen aan en droeg haar kleinste cache-sexe.
Reniers keek niet naar de wolken, hij was niet achterlijk, hij keek waar hij
moest kijken. Hij stak een hand uit en deed haar rok afglijden zodat haar dijen
helemaal bloot kwamen. Melanie keek hem aan.
“Hé
meneer,” zei ze.
“Kom
kindje,” zei hij, “je hebt mij naar hier gelokt om naar een perceel te kijken
en je laat me villa Bellevue bewonderen. Staat die te koop?”
“Bruikleen,”
zei ze, “tegen de voorwaarde dat je Holemans niet vergeet, een jongen die alles
zou geven om iemand te worden.”
“Me
dunkt,” zei Reniers.
Ze
mocht zich helemaal uitkleden als ze zich daar goed bij voelde. Haar naakte
schoonheid heide Reniers tot zijn enkels de pijpenstrootjes in. Hij stapte uit
zijn schoenen, trok broek en onderbroek uit en legde die keurig op een
stapeltje. Zijn hemd en das hield hij aan. Met zijn fijne menerenvingeren
scheidde hij haar schaamlippen en kwam in haar. Hij naaide haar met grote,
trage steken, een aanloop die ze graag had, maar van Gaston niet kreeg. Ze
dreef de cadans op, Reniers sloot zijn ogen en genoot met al zijn weke organen
van de deining van haar heupen, kwam half overeind, beet op zijn onderlip en
loosde, het liep eruit als uit een buis. Met zijn zakdoek veegde hij de
druppels transpiratie van zijn voorhoofd, in koolzuurnood hield hij beide
handen als een masker voor zijn gezicht. Melanie gebruikte haar slipje om zijn
eikel en vervolgens haar pubis schoon te wrijven. Hij stak het lapje in zijn
broekzak en met vanonder niets aan liep Melanie met Reniers terug naar huis. Ze
gaf Reniers eerst nog een kus. “Het was goed,” zei ze, “merci en vergeet
alstublieft Holemans niet.”
Reniers
was niet vergeetachtig en hij kwam nog menig maal villagrond bezichtigen. In de
winter reed Holemans naar Mechelen om taart terwijl zij in bed met de topman
hoge toppen scheerde. Iedereen was voldaan, zij met haar orgasmen, Reniers die
het werk van Gaston opknapte, en Holemans die doorbrak op aangeven van Melanie.
Reniers en Melanie deelden tijdens hun bevrijdingstherapie hun bedgeheimen. Zijn
vrouw, een dame van de wereld waar hij in de beste kringen mee kon pronken, was
in bed geen fluit waard, ze geloofde de truttenflauwekul dat seks lelijk maakt.
Reniers, niet geneigd zich bij die sullige onthouding neer te leggen,
waardeerde Melanie voor haar totale, onvoorwaardelijke overgave, vrijen was
nondedju geen heilige daad, het was een grote vreugde die de natuur ons
meegegeven had. Holemans zag dat anders, eer van de zakelijke kant. Hij had in
zijn jeugd alleen zijn moeder gekend, was in wezen vies van vrouwen en hij was
met Melanie getrouwd om de hefboom van de eerste orde die hij in zijn drang
naar gewin ontworpen had, in werking te stellen, met Melanie als felbegeerd
steunpunt, zijn ambitie als last en mannen met verkeerde neigingen zoals Reniers,
de macht.
Reniers
maakte van Holemans chef de bureau in de afdeling verkoop, om Melanie te
belonen en tegelijk omdat hij iets zag in Holemans. Na een lichte hartaanval
kreeg Reniers beperkingen opgelegd, seksueel en in zijn beroepsleven. Kort
daarna nam hij vervroegd pensioen, maar het echtpaar Holemans was toen al
gelanceerd in een baan rond de vleespotten.
Het
huisje dat ze in de zandstreek gekocht hadden, raakte omsingeld door grote
villa’s in rijkelijk aangelegde tuinen en hun hut leek een hondendrol op een
pas gemaaid grasperk. De bouwgrond was, als gevolg van de bouwwoede,
onbetaalbaar geworden. Holemans verkocht drie vierde van zijn stuk en had nog
overvloedig plaats voor een eigen onderkomen. Na zijn promotie ging het beter
met de inkomsten van het echtpaar. Met het geld van de grond als stevig
beginkapitaal en hun stuk als onderpand, lieten ze villa Parelamaniet bouwen,
midden een grasperk omringd door enkele gespaard gebleven dennen en een haag
van meidoorn, rododendron en azalea, geplant op aangevoerde bladgrond. Een
zwembad achter het huis voltooide de droom, een vijver kwam er niet, die
droogde uit in de zomer en liet dan van in de herfst tot na de winter een
stinkende poel achter. De Holemansen hadden aparte slaapkamers laten inrichten,
aan een gedeeld bed hadden ze klote voordeel. Het paar was uitgerust om de
gasten een stijlvol huis te bieden en Melanie beschikte nu over een eigen
werkkamer voor de opvolgers en plaatsvervangers van Reniers. Hooggeplaatste
mannetjes uit hoofde van hun bankrekening wisten van het onthaal op Parelamaniet
mee te spreken, Melanie verwende ze met een drankje, een hapje en haar
verrassingsgeschenk in bed, alleen bestemd voor de gasten die Gaston
selecteerde, de lui die hem hogerop konden helpen en dat waren er, jammer voor
Melanie, minder dan waarop ze had gerekend.
Op
het kantoor bij ICISA kreeg Melanie niet de bevorderingen waar ze evenveel
recht op had als Gaston, dat had Reniers niet durven doen, en ze bleef bij het
kleinere werk: brieven en koffie ronddragen, adressen schrijven, enveloppen
postklaar maken, tikwerk - waar ze goed in was, ze maakte weinig fouten - en de
zeikers, die dachten dat ze goedkoop was, hun geile poten met haar scherpe
nagels versieren.
Uit
de mond van twee giechelende bakvissen in de gang bij het fotokopieerapparaat,
leerde Holemans de toenaam van Melanie kennen: Melle Snol. Ze hadden hem niet
gezien en hij trok zich ijlings op zijn sluipzolen terug. Melle Snol, dat kon
niet zijn, het was slecht voor zijn reputatie dat ondergeschikten van IBISA
zich openlijk lustig maakten over zijn wettige vrouw en hij trof maatregelen.
Hij regelde haar ontslag en liet het gerucht verspreiden dat ze uit eigen
beweging was weggegaan om meer tijd te hebben voor hun groot huis en haar
hobby’s: tuinieren, lezen en paardrijden. Paardrijden was een toegift van Holemans
omdat het in de manège krioelde van paardrijders uit hogere kringen die Melanie
ijverig in en uit het zadel hielpen, Gaston klom toch nooit in haar zadel en
het moest niet altijd zijn om promoties los te neukeren. Het was haar recreatieve
sport. De professionele sport die ze beoefende, was te vergelijken met
bergbeklimmen, zij was de sherpa, het enige wat telde was boven geraken, met
Gaston in haar nek.
Op
een dag kocht de niet onbesproken Georges Lebon, internationale promotor niet
te verwarren met pooier, een beslissend pak aandelen van IBISA. Hij stond voor
diversificatie in het productassortiment en met zijn relaties in buitenlandse
kringen opende hij nieuwe afzetgebieden. Hij had openingen voor projectleiders,
bekwaam contracten op te snorren in landen die hij zelf niet kon bewerken.
Alsof de duivel zelf het hem ingefluisterd had, in feite dagdagelijkse
mondelinge overlevering, was het libertijns gedrag van vrouwe Holemans hem ter
ore gekomen, mannen die hun vrouw uitgooiden als lokaas, daar zat wat in, die
hadden geen scrupules, dat kon de gewenste vrijbuiter zijn, en hij nodigde
zichzelf uit voor een werkbezoek. Melanie had een diep uitgesneden jurk
omgegespt; haar klimijzers. Lebon zocht iemand voor een missie in Latijns
Amerika, iemand met haar op zijn tanden dat hij niet makkelijk zou laten
wegpoetsen. Melanie schonk een glas van de beste single malt whisky die ze in
huis had. Ongegeneerd plaatste ze het glas op de salontafel en boog zo ver
voorover dat Lebon in de verte de kroezelige scheiding tussen haar benen kon
zien. Hij nam zijn tijd om Holemans uit te leggen wat hij van de missie
verwachtte. Gaston beloofde dat hij meer dan zijn best zou doen, wist dat
beloften alleen niet volstonden en verontschuldigde zich, hij had een afspraak
niet ongedaan kunnen maken.
Melanie
zei dat ze warme snacks en studentenhaver in huis had, maar dat was Lebon zijn
eten niet. Hij zei: “Tepels als kersen. Ben jij overal zo fruitig geschapen?”
“Het
geheel is aantrekkelijker dan de delen apart,” zei Melanie en gooide haar jurk
over haar hoofd. Ze had niets onder aan. “Dit is mijn pruim, bijt er maar in,”
wees ze.
Het
was geen liefde die ze beleefden, mannen als Lebon hadden daar geen boodschap
aan, maar de seksbeleving van de gillende en bijtende Melle was zelfs voor hem
een openbaring, daar kon ze prijzen mee winnen. Gaston kreeg de opdracht in
Zuid-Amerika, het ging het echtpaar Holemans steeds beter voor de wind.
Holemans
keerde zes weken later terug uit Bogota met een opdracht voor 20 graansilo’s,
bij verscheping in de haven te vullen met kogels en geweren. Bij de volgende
missie verkocht Holemans graansilo’s aan een Afrikaans land, waar niet eens
vogeltjeszaad groeide, de silo’s waren nep, containers gevuld met giftig afval
van de chemiereuzen. Dat was een flinke loonsverhoging en een bevordering
waard. Melanie deed haar duit in het zakje op het troetelfront. Zoals gezegd
had Lebon relaties in regeringskringen, de diplomatie, de aristocratie en de
zwijnen van de burgerij. De ene belangrijke bezoeker verdrong de andere op
Parelamaniet. Ze ontving staatssecretarissen, diplomaten, prinsen en
grootindustriëlen. Ze verwende ze met champagne, kaviaar, de beste sterke drank
die er te krijgen was en liet zich verleiden als een waarachtige courtisane.
Haar lichaam vroeg om seks en ze kreeg de ruiterij thuis, soms heel goeie
ruiters, wat kon haar hartje nog meer verlangen?
In
zijn nieuwe functie was Holemans veel op reis, Melanie ontving bezoekers, maar
niet elke dag. Dan zat ze daar zich rot te vervelen tot ze op het idee kwam
boeken te lezen uit de pronkbibliotheek, die Gaston had aangelegd om indruk te
maken mocht een intellectuele gast Parelamaniet betreden. Als enige gezellen
had ze een godemiché die werkte op pillen, een lange dikke, met goud belegd, en
twee gouden kogels die ze in haar gleuf kon stoppen en die binnenin haar
klotsten als ze in haar hangmat lag te schokkeren, genotcadeaus van Gaston uit
Amsterdam.
Haar
moeder had al vroeg ingezien dat Melanie het ver ging brengen met Gaston, de
ernst droop van hem af als zure stroop. Ze kon zelf autorijden en bezocht
regelmatig Parelamaniet, uit nieuwsgierigheid. De zussen verteerden het slecht
dat een klerk hun ambtenaar en veehandelaar te boven was gegaan, maar ze
sloegen een tweede of derde 20 jaar oude porto nooit af, hun mannen zopen grote
glazen van de whisky waarvan ze de naam zelfs na het derde bezoek niet konden
onthouden, omdat het Auchentoshan was, een Lowland malt zoals iedereen weet. Op
hun eentje mochten de schoonbroers niet meer naar Melanie, nadat op een keer
Gaston de zussen en hun mannen naar het zwembad had gestuurd, waar Melanie
bloot lag te zonnen en haar tijd nam om de kogels te verwijderen en een badjas
aan te trekken.
Het
kwam voor dat Gaston Melanie rapporten liet typen. Voor haar was het een
verzet, voor Gaston was het een maatregel om bepaalde hoge pieten tegen
onbescheiden medewerkers te beschermen. Soms bracht Gaston zakenrelaties mee
waar ze af moest blijven, maar om Gaston te plagen hing ze hen toch op het
lijf, tot hij het welletjes vond. Zo’n geval was de Amerikaan met wie ze in de rue
des bouchers gegeten hadden. Ze dronken daarna een zwaar bier op de Grote
Markt, België had ook wat te bieden. De Amerikaan was onder de indruk van de
Grote Markt die op een wonderlijke manier historie uitstraalde. Holemans pakte
uit met vergeelde wetenswaardigheden, Lodewijk XIV die zijn maarschalk Villeroy
bevel gaf de markt tot gruis te schieten, de burgerij van Brussel die haar
laatste duit uitgaf om de markt te restaureren en bladgoud aan te brengen op de
gevels.
De
yankee kwam uit Chicago, en omdat Melanie hem niet te lijf was mogen gaan, had
ze in de huisbibliotheek snel iets gezocht over Amerikaanse schrijvers en was
op John Dos Passos gestoten. Ze vroeg de yank of hij de bekende auteur van
U.S.A. en Manhattan Transfer, zijn stadsgenoot, kende, die had in Brussel
gewoond, herinnerde zich dat hij als kind door de grijze straten van de stad
liep, onder de grauwe hemel, de geuren van keuken en geboend hout had
opgesnoven en nooit vergeten.
De
Amerikaan bekeek haar onthutst. Dos Passos? Literatuur? Niets mee te maken, hij
was business executive. Hij kende wel iemand uit de school van Chicago, de
schrijver van Capitalism and Freedom, de economist Milton Friedman, die Keynes
op zijn nummer had gezet.
“Zo
moet je varen,” zei Holemans, “gasten uitdagen met nutteloze kennis.” Hij wist
dat de yank hem niet verstond.
Melle
zei: “En hij dan? Als hij over economie wil beginnen ga ik hem zeggen dat Marx
en Engels daar, in Het Huis van de Zwaan, het Communistisch Manifest geschreven
hebben.”
“Nog
nuttelozer, hij zou nog minder weten over wie je het hebt,” zei Gaston.
Holemans
verwierf de rang van commercieel directeur en werd lid van de raad van bestuur.
Naast een vette wedde ontving hij een pak aandelen van IBISA en van
groeifondsen in de chemische industrie en het bankwezen. In zijn topambt reisde
hij bijna onderbroken en hij verzweeg Melanie zijn avonturen met beeldschone
jonge mannen aller rassen niet, Gaston was een homofiel, als dat nog niet
duidelijk mocht zijn. Hij kon niet weerstaan aan de zuigkracht van de bruine sluitspier
van jonge adonissen en nam risico’s. Op een keer kreeg hij koorts en een kwade
hoest die niet weken voor vliersiroop en antibiotica. De huisarts stuurde hem
naar een specialist, die de juiste diagnose toen reeds op de kop wist te
tikken: aids was zopas beschreven. Hij sleepte zich nog een jaar over de
aardbodem, vloog buiten bij IBISA en stierf, uitdovend als een kaars. Voor Melanie
was dat het einde van haar liefdesbetoon voor IBISA. Lebon kon het zich niet veroorloven begerige relaties
af te sturen op de dienstwillige weduwe van een man bezweken aan een
besmettelijke en dodelijke geslachtsziekte en zelfs haar getrouwe piekeniers
durfden niet meer hun gevelde speer tussen haar gerede dijen te planten, om nu
eens bombastisch te zeggen dat ze haar niet meer wilden neuken.
Na
Gaston, IBISA, Lebon en de snoepers die ze in hun kielzog meetrokken, was haar
leven niet voorbij, ze was pas 58, in de fleur van haar leven. Ze had veel geld
opzij liggen, haar geld, zij had het verdiend, zo goed als Gaston en ze mocht
aanspraak maken op nog jaren genotbeleving. Om Gaston treurde ze als om een oud
geworden huisdier, ze was meer aangeslagen door haar plotse val uit de mondaine
wereld, maar er waren andere werelden. Even was het bij haar opgekomen een
annonce te plaatsen in de Financieel Economische Tijd, mededelen dat Holemans
haar al in 35 jaar niet meer bekend had, dat ze veilig was, zag daar van af en
dook op in vrijgezellendancings, waar de
gigolo’s op dansschoenen liepen en met champagne trakteerden.
Binnen
de twee weken liep ze met Philippe, een beginnend gigolo maar een lieve jongen.
Ze nam hem in bed, hij voldeed min of meer aan de verwachtingen, hij paste
nooit, hij was de paraatheid in persoon, maar moest nog veel leren. Het was hem
om Melanie haar geld te doen, dat sprak, ze liep met haar geld te koop, maar
het was niet alleen de geldzucht die hem naar haar dreef, een ritsig wijf als
Melanie kruiste niet elke dag zijn spoor, een oudere vrouw was voor hem wat
nectar voor een insect was, hij koesterde de ongevaarlijke en prettige
afwijking van gerontofilie. Voor zijn vlijt kreeg hij een sportauto. Hun verhouding
duurde langer dan drie jaar, het koppel ging eten in dure restaurants, voor
geld spelen in de casino’s, zij nam hem mee naar galadiners voor liefdadige
werken, waar ze haar nog toelieten omdat ze geld had. Om hem te belonen deed ze
een schenking van vijf miljoen frank en de volgende dag was hij weg, met medeneming
van zijn sportauto en de dure kostuums die zij voor hem had gekocht.
Philippe
uit het huis en uit het hart, van treurnis kon ze niet leven. Een gek weet dat
jonge klaplopers op rijke weduwen afkomen voor hun fortuin, niemand moest dat
Melanie vertellen. Op oudere mannen viel ze niet, ze had drie stuks van boven
de 60 uitgetest, kwestie van een intelligent gesprek te voeren, achteraf bij de
borrel, maar ze leefden in vrees dat een hartaderbreuk hen zou treffen als ze
twee keer per dag van bil gingen. Aspiranten die zich in bed, met doodsangst in
hun ogen buiten adem fietsten om haar bij te houden, ontsloeg ze na het
ontbijt. Zelf had ze het steevast over vogelen, het woord uitspreken met
getuite lippen, was genieten. Probeer zelf en vergelijk met neuken, ik vraag u,
welk woord zou het halen in een referendum? Ze wilde gevogeld worden. En in
hetzelfde verband, klinkt vagina niet vleziger, sappiger en ligt het niet beter
in de mond dan het droge kut, het is geleerder want het is Latijn, het is bijna
een werkwoord. En vagina gelijkt in klank op vijg, een niet onbesproken vrucht.
En wat dan gezegd van het woord vulva? Schede tenslotte klinkt slecht gearticuleerd
teveel als scheet. Waar speelde Melanie zich in haar vrije tijd toch mee af?
Melanie
van Parelamaniet had fondsen, maar geen onmetelijk fortuin. Een buitenissigheid
als met Philippe was een muggenbeet of toch al een wespensteek, maar hij had
haar de weg naar de casino’s gewezen en daar bijten de besten in het zand, daar
vloeit het geld weg als in een zandbak. Aan de speeltafel maakte ze kennis met
Albert, gematigd speler, werklustig in bed. Hij nam haar mee naar een illegaal
speelhol, daar was meer te winnen en inderdaad, de eerste week won ze een half
miljoen. De volgende week had ze pech, verloor het half miljoen en schoot er
nog een miljoen bij in. Wee wie aan het kansspel verslaafd raakt. Haar aandelen
dwarrelden uit haar kluis als herfstbladeren in de najaarswind, ze liet haar
grond verkavelen en verkocht het in stukken, om de opbrengst te verspelen zodra
ze het geld in handen had. Tenslotte ging Parelamaniet zelf onder de hamer en
plots had ze niets meer en was dakloos. Albert had geen schulden, het speet hem
dat hij haar niet kon helpen. Hij pakte in en vertrok zonder adres of persoonlijke
bezittingen achter te laten.
De
gezusters Vloeberghs kwamen te laat om hun zus onder curatele te stellen en
weigerden de erfenis om niet zelf op te draaien voor haar schulden. Met haar
pensioen en een tussenkomst van het OCMW kon ze het huisje aan de Deel huren,
een slaapkamer, een salon van 16 vierkante meter, een keukentje met aanrecht en
gasstel en de WC binnen. Ze kwam rond en genoot een mooie, iets te karige oude
dag. Ze had er nog aan gedacht om met de papieren die ze voor Gaston had getypt
grote mannen geld af te persen, maar ze vond de stukken niet meer en ach, het
was toch maar geld om op de roulette te gooien.
Haar
manziekte bleef ze verzorgen tot de laatste dag van haar leven, het hield haar
gezond en daartoe slikte ze via haar vagina van die langwerpige, vlezige liefst
harde pillen. Fortuin weg, geen gigolo’s meer, maar ik wist het en de andere
heetzakken van het dorp wisten het, ze gaf zich voor een taart of een fles
zoete likeur. Wij allen die het voorrecht hebben gehad ons te vermeien tussen
de blote, blanke armen van de schoonheid van rond de zeventig en er durfden
voor uitkomen, wilden geen kwaad woord horen van onze heilige Melanie. Stomme
deelhond. Iemand waarvan we de naam niet willen prijsgeven was onderweg naar haar
toen het ongeluk al was gebeurd. Hij miste de kop van het dier op een snorhaar
met de fles Elixir d’Anvers die hij van de Deelbrug af naar zijn vraatzuchtige
muil keilde, waarop hij onder water verdween en voor altijd terug naar de zee
zwom, een ervaring rijker.
Nooit
heeft ze namen genoemd van ministers en notabelen uit de tijd van Gaston en IBISA,
maar wie maalde erom, die meneren waren allang dood of dement en er was al zo
vaak door zoveel vertrouwensmensen aangekondigd dat ze de hoogwaardigheidsbekleders
eens zouden ontbloten, maar in die fors aangekondigde biografieën werd nog
minder onthuld en meer geluld dan in dit tragische levensverhaal van onze
Aphrodite. Op de koopdag van de inboedel van Melanie ontbraken de dildo en de
kogels haar door Gaston Holemans geschonken. De spullen waren van goud, veel geld
waard en bovendien, de vrouw die de voorwerpen had weten te bemachtigen zou er veel
intiem genot aan beleven, als ze wist waarvoor ze dienden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten